Maandag 22 juni 2015

Daar is ie dan! Het nieuwe wetsvoorstel voor de stille bewindvoering (pre-pack). Alea iacta est door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Het is nu de beurt aan onze Tweede Kamer om een oordeel te vellen en waar mogelijk het voorstel nog een beetje bij te schaven. Laat ik eerlijk zijn, overall ben ik content, maar op enkele onderdelen kan zeker verbetering plaatsvinden.

Het wetsvoorstel dat er nu ligt, zorgt ervoor dat we de pre-pack in de toekomst voornamelijk gaan tegenkomen bij de ‘grote’ bedrijven, waarbij de financiële en maatschappelijke belangen het grootste zijn. Alleen zij kunnen voldoen aan de strenge voorwaarden. De grootste drempel voor toewijzing van een pre-pack is dat de onderneming moet kunnen aantonen dat zij in de stille voorbereidingsfase nog in staat zal zijn om de lopende en nieuwe betalingsverplichtingen te voldoen. Waaronder het salaris van de beoogd curator en kosten van de door hem geraadpleegde derden, alsmede de lopende en nieuwe fiscale betalingsverplichtingen. Deze voorwaarde maakt dat je in een zodanig vroeg stadium de pre-pack moet aanvragen dat je haast een glazen bol moet hebben om het toekomstig moment dat je failliet bent te kunnen voorzien. Maar wees gerust, de belangrijkste stakeholders zoals de bank en de fiscus zullen de financiële steun verlenen om aan deze betalingsverplichtingen te kunnen voldoen als eenmaal de weg van no return is ingezet. Als de belangen van de onderneming groot genoeg zijn, dan ’moeten’ deze twee belangrijkste stakeholders in onze samenleving wel mee. Dit laatste zal de wantrouwende medemens onder ons met betrekking tot het fenomeen van de pre-pack overigens wel de nodige comfort moeten geven. Niet alleen de beoogd rechter-commissaris en beoogd curator houden een oogje in het zeil, maar ook onze nette bankiers en vadertje Staat.

De oplettende lezer zal opmerken dat door de strenge voorwaarden wederom een wet in het leven is geroepen om de groten der aarde van dienst te zijn. De MKB-ondernemer komt er weer bekaaid vanaf. Het is namelijk niet goed voor te stellen dat een bank of de fiscus ruggensteun zal verlenen aan een in moeilijkheden verkerende MKB-ondernemer met voor hen ‘marginale’ belangen. Spijtig, nu verschillende MKB-ondernemingen – ik zeg dit ook uit eigen ervaringen - baat hebben gehad bij een (korte) periode van stille voorbereiding voorafgaand aan een faillissement. Een periode waarin een zachte landing van het faillissement wordt voorbereid om vervolgens in een relatief korte en goed georganiseerde periode een doorstart te kunnen realiseren. Goed voor de opbrengst, de werknemers en veelal ook voor overige betrokken (zoals afnemers en leveranciers). Maar juist op dit punt behoeft het wetsvoorstel aanscherping en daarvoor is de Tweede Kamer nodig.

Waar wringt de schoen? De kosten van deskundigen nodig voor een goede (stille) voorbereiding, zoals de beoogd curator, financiële adviseurs en communicatie adviseurs kunnen met dit wetsvoorstel niet ten laste van de faillissementsboedel worden gebracht. Buitengewoon jammer, zeker nu ook de memorie van toelichting expliciet vermeldt dat deze voorbereiding van enkele dagen zeer nuttig kan zijn. Volgens het wetsvoorstel is het echter niet nodig de kosten ten laste te brengen van de faillissementsboedel, aangezien de schuldenaar in staat moet zijn om de lopende en nieuwe betalingsverplichtingen te voldoen en de rechtbank daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling kan verbinden. Ik durf te stellen dat een MKB-onderneming die zich geconfronteerd ziet met een aanstaand faillissement, niet meer in staat zal zijn (vooraf) deze kosten te voldoen en ik zou niet 1,2,3 kunnen bedenken welke zekerheden een dergelijke schuldenaar kan verstrekken (die zijn toch allemaal voor de bank bij een MKB-onderneming!?).

Laten we de pre-pack vooral overlaten aan de ‘grote’ ondernemingen, maar geef de MKB-ondernemer (hoe cru dit ook klinkt) het middel om de begrafenis van zijn onderneming goed voor te bereiden in de hoop dat hieruit een nieuwe teerling zal voortkomen. Ik bepleit dus dat het wenselijk is dat de rechtbank de mogelijkheid behoudt om te bepalen dat de kosten van de voorbereiding (als boedelkosten) voldaan kunnen worden uit het faillissement.

Om deze aanpassing te kunnen realiseren in het wetsvoorstel heb ik de hulp nodig van de Tweede Kamerleden. Maar hoe krijg ik deze Kamerleden uit hun stoel? Door aandacht te vragen voor mijn standpunt. Inmiddels heb ik het Ministerie van Veiligheid en Justitie gemaild, de belangenorganisatie voor curatoren ‘Insolad’ bericht en een tweede kamerlid van de partij waarop ik stem geïnformeerd. Ik vrees echter dat dit niet genoeg is. Daarom mijn oproep aan u als social media vrind: Twitter mijn blog, deel het op LinkedIn en ‘like it’ op Facebook, zodat we straks kunnen zeggen: hebben we die volksvertegenwoordigers toch mooi uit hun stoel gekregen. May the force be with you.